donderdag 27 december 2012

Python en Workflow Foundation geven een nieuwe kijk op geo

2012 stond -net als de voorgaande jaren- wat geo betreft zo'n beetje in het teken van "hoe brengen we het vakgebied geo weer in contact met de grote (boze?) buitenwereld.
Op technisch gebied is dat al aardig aan het lukken. Oké, OGC services zijn nog vreemde eenden ín de algemene servicebijt, maar ik zie een tweetal ontwikkelingen die er voor zorgen dat in ieder geval geo-ict van het dak af komt:

De eerste is Python. Esri zet met ArcGIS 10 vol in op Python, niet alleen op de desktop maar met 10.1 ook als tool om ArcGIS services te scripten. Ook open source geoïsten die bijvoorbeeld QGIS gebruiken hebben Python al geruime tijd omarmd als favoriete scripttaal. En hardcore data-converteerders hebben sinds dit jaar in FME een volwaardige API.

De tweede is de gestage opmars van Microsoft's Workflow Foundation als de visuele (geo-)analyse-omgeving. AutoDesk Map 3D begon er in 2010 mee, GeoCortex' Essentials (en het daarvan afgeleidde GeoWeb) volgde al snel. Ik ben benieuwd of Esri al in ArcGIS versie 11 of pas in release 12 Modelbuilder aan de kant schuift ten faveure van deze meer standaard ontwikkelomgeving.

Het goede aan deze twee ontwikkelingen is dat ze de kracht van geo-ict gericht inzetten: niet de GIS omgeving als allround keukenmachine annex stofzuiger annex haardroger, maar een generieke scriptingtaal respectievelijk workflow management systeem die administratieve en geo-informatie en -processen vanuit hun eigen kracht aan elkaar weet te koppelen.
Daarmee zijn deze twee ontwikkelingen méér dan een technisch kunstje; ze vormen de technische voorbode van een nieuwe kijk op geo.

woensdag 19 december 2012

Geo maakt van een sociaal vraagstuk ten onrechte een ruimtelijk vraagstuk

Deze week hoorde ik op radio 1 een interview met Maarten van Ham, hoogleraar stedelijke vernieuwing en wonen aan de TU Delft. Van Ham betoogt dat sloop en nieuwbouw in een achterstandswijk weliswaar leidt tot het op termijn hoger scoren van die wijk op sociaal-economisch gebied, maar dat dat vooral komt omdat er hogere inkomens van buiten naar de buurt "geïmporteerd" worden en dat een deel van de oorspronkelijke bewoners van die wijk wordt "uitgeplaatst" naar andere wijken. De buurt gaat vooruit, maar de bewoners uit de nulmeting niet.

Dat is een scherpe analyse: in de achterstandswijkproblematiek wordt een verschijnsel met een ruimtelijke weerslag (of eigenlijk: met een ruimtelijk weer te geven component) te vaak benaderd als een probleem waarbij de ruimtelijke component de oorzaak is. Ook in de midterm review van het ISV (investeringsbudget stedelijke vernieuwing) lees ik die benadering: "hoewel stedelijke vernieuwing meer inhoudt dan alleen stenen stapelen zijn het fysieke investeringen die het meest in het oog springen."

Hier wordt een in oorsprong sociaal probleem (de achterstandssituatie van de bewoners) aangepakt alsof het een ruimtelijk probleem is (een achterstandssituatie van de wijk). Dat lijkt me een valkuil voor de sociale geografie. Die kuil wordt dieper naarmate zo'n vraagstuk meer vanuit een geo-informatie perspectief wordt benaderd, want een groot deel van het huidige GIS-generatie is uit het fysisch-geografische domein (het "groen/blauwe" domein) afkomstig. En in die tak van sport ligt een primair ruimtelijk gerichte benadering voor de hand.

De voorsprong die "geo" heeft met het toepassen van webservices versterkt deze geotunnelvisie. Zodra je sociale kenmerken als WMS of WFS gaat aanbieden suggereer je al bijna dat de ruimtelijke component de verklarende component is, terwijl het niet afzetten tegen een x- en y-as maar tegen demografische assen als verdeling naar geslacht en leeftijd wellicht veel relevanter is.

Gelukkig is de inhoud van CBS Statline ook als webservice. Lees de uitleg van Eugene Tjoa op regiohack.nl en een verdere uitleg op https://sites.google.com/site/opencbs/open-cbs en er gaat een wereld aan services en linked data voor je open. Mét een geografische component, maar niet als puur geografisch verschijnsel.

zondag 9 december 2012

Nederland kleurt aangepast blauw en rood

Op mijn geëxperimenteer met een anamorfose van Nederland op basis van de verkiezingsuitslagne heb ik diverse reacties gekregen via diverse kanalen.
Daarom heb ik nog wat verder zitten experimenteren, waarbij ik met ScapeToad meer vrijheid heb toegestaan qua vervorming. Dat leidt er toe dat de dichtbevolkte gemeenten relatief nog groter worden dan met mijn eerdere anamorfose.
Om de herkenbarheid (zeker met die extremere vervorming) te vergroten heb ik het transformatiegrid en de provinciegrenzen toegevoegd.
En om de PvdA en VVD kleuren neutraal te laten zijn ten opzichte van elkaar heb ik met colorbrewer een rood en blauw uitgezocht met dezelfde intensiteit. Dat leidde er toe dat ik het SP-rood nog donkerder moest maken om niet de suggestie te wekken dat Emile Roemers "eigen" Boxmeer in PvdA handen was gevallen.
Het resultaat:

En nu de volgende puzzel: hoe kan ik de "anamorfoseparameters" omwerken naar een eigen projectie die ik QGis en ArcMap on-the-fly kan gebruiken, bijvoorbeeld voor het toevoegen van extra kaartlagen ter oriëntatie.

woensdag 7 november 2012

Nederland kleurt blauw (of lijkt dat maar zo)

"Nederland kleurt blauw", zo klonk het toen in september 2012 gemeente na gemeente de verkiezingsuitslagen op het touchscreen van "Herman de schermman", en bij Google en Esri Nederland verschenen.

Maar waar was dat "blauw kleuren" eigenlijk op gebaseerd? Ten eerste op het on-Nederlandse "the winners takes al", oftewel: wie is de grootste partij in een gemeente. Dat is natuurlijk al een enorme vertekening: dankzij ons  stelsel van evenredige vertegenwoordiging blijven de incidentele Bloemendaalse stem op de SP en de Boxmeerse VVD-voorkeur hun waarde behouden, in tegenstelling tot bij districtenstelsels zoals die in de VS en Engeland worden gehanteerd.

Een tweede, vaak onderbelichte, verkiezingsuitslagenvertekening komt voort het gebruik van de chorochromatische kaart voor een in wezen kwantitatief verschijnsel: weliswaar wordt er formeel een kwalitatief verschijnsel (de grootste partij per gemeente) weergegeven; de suggestie van de uitslagenkaart van Nederland is echter een kwantitatieve: "het blauw overheerst, dus de VVD is de grootste partij van Nederland".
Nu wordt de kaartlezer echter op het verkeerde spoor gezet: grote maar dunbevolkte plattelandsgemeenten als Noordoostpolder, Dronten en Bronkhorst overheersen het beeld, maar op basis van een beperkt aantal kiezers. De grote steden daarentegen zien hun honderduizenden kiezers maar op een klein stukje van de kaart terug. Voor Den Haag en Utrecht geldt dat het sterkst: hun gemeentelijk grondgebied is grotendeels met woningen volgebouwd; Rotterdam en Amsterdam krijgen nog wat vierkante millimeters op de kaart cadeau met hun uitgestrekte doch onbewooende haventerreinen en -voor de hoofdstad- een flink stuk landelijk Waterland. Maar ook dichtbevolkte gemeenten als Tilburg, Nijmegen en Almere mogen zich onderbedeeld voelen.

Daarom zocht ik naar een kaart die wél recht doet aan de verschillen in inwonerdichtheid, en die daarmee een reëeler beeld laat zien van de stemverhoudingen. Een figuratieve kaart zou kunnen, met in iedere gemeente een cirkel in de kleur van de grootste partij en met een diameter die ruwweg evenredig is met het aantal kiezers in die gemeente. Maar ik ben nooit zo weg van die "ballenkaarten".
Daarom ben ik gaan experimenteren met wat in het Engels een cartogram heet, wat in Nederland als anamorfose wordt aangeduid. (verwarrend: in Nederland is een kartogram vanoudsher een kaart met daarin per gebied een taart-, staaf- of lijndiagram). In de VS wordt die kaartvorm regelmatig toegepast om een waarheidsgetrouwer beeld te geven van presidentsverkiezingsuitslagen.

In mijn anamorfose is de grootte van de gemeenten gebaseerd op het totaal aantal uitgebrachte stemmen. Om wel een goed herkenbaar beeld te houden is de maximale vervorming beperkt. Daardoor is de uiteindelijke grootte van de gemeenten niet helemaal evenredig met het aantal stemmen, maar uiteraard wel ruimschoots meer daarmee in evenwicht dan in de uitgangssituatie met de klassieke ("echte") kaart.

De toepasbaarheid van een anamorfose voor Nederland wordt vergemakkelijkd door aanwezigheid van een een flink aantal markante punten heeft: de "uitsteeksels" die Zuid-Limburg en de Zeeuwse eilanden zijn blijven gemakkelijk herkenbaar, en ook de instulping aan de Duitse grens tussen Drenthe en Twente is een goed herkenningspunt. Bovendien bieden de Zeeuwse wateren en met name het IJsselmeer ruimte aan de Randstedelijke gemeenten om "uit te zetten".

De resultaten:


Wat levert de de anamorfose (links, maar dat had u waarschijnlijk al door) voor inzichten?
  • Noord-Nederland houdt slechts dankzij "Stad" enige body op de anamorfose, het spaarzaam bevolkte Ommeland en Friesland en Drenthe verschrompelen tot minder dan de hefdt van zijn oorspronkelijke oppervlakte. Hierdoor wordt het "rode noorden" ruimschoots minder prominent aanwezig in het kaartbeeld;
  • Daarentegen is in het Westen des lands de PvdA opvallender aanwezig: de dichtbevolkte G4, alsmede middelgrote gemeenten als Dordrecht, Leiden en Vlaardingen;
  • Datzelfde geldt voor het Oosten: in de anamorfose zijn de PvdA stemmende stedelijke regios nu de evenknie van het liberale platteland, in plaats van rode eilandjes in een blauwe zee;
  • Iets soortgelijk geldt voor Noord-Brabant, al blijven hier de steden Tilburg en Eindhoven rode eilanden in een zee van liberaal blauw
Kartografische inzichten, verbeterpunten en andere overwegingen:
  • Toevoegen van de grote waterwegen (Waal, IJssel, Amsterdam-Rijnkanaal) levert nog meer herkenningspunten op;
  • Ook toevoegen van de provinciegrenzen kan hieraan bijdragen;
  • Hier een webservice van maken die combineerbaar is met andere data is bijna onmogelijk. (ik heb het resultaat dan ook niet niet aan PDOK aangeboden);
  • Het zou geweldig zijn een aantal Nederlande standaardanamorfosen (bijvoorbeeld op basis van inwonertal per gemeente) te genereren.
  • De hoogste tijd om me ook weer eens te verdiepen in de CBS-statistieken per vierkant (100m en 500m). Eens kijken of daar iets vrolijks kartografisch me gedaan kan worden.
  • Sowieso erg leuk om weer eens met kartografie bezig te zijn!
De technische werkwijze op een rijtje:
  • Een shapefile met gemeentegrenzen (dankjewel CBS, via PDOK), geclipt met een landwatergrens om gemeentelijk ingedeeld Zeeuws, IJsselmeer- en Noordzeewater te "lozen": daardoor komen de markante vormen beter naar voren;
  • Van de databank verkiezingsuitslagen een tabel met uitslagen inclusief aantal stemmers geplukt
  • Met het programma ScapeToad de anamorfose gemaakt, op basis van het aantal stemmen per gemeente. Hierbij grotendeels de defaultwaarden aangehouden; naast de geanamorfeerde (?) shapefile levert dit als bonus een shapefile op met een rechthoekig grid dat op dezelfde wijze vervormd is;
  • In Excel de tabel met verkiezingsuitslagen aangevuld met een kolom met de grootste partij per gemeente;
  • De uit ScapeToad resulterende shapefile in QGIS 1.8 gecombineerd met deze tabel;
  • Ter vergelijking hetzelfde gedaan met de originele gemeentegrenzen;
  • Die twee kaarten gecombineerd in 1 QGIS layout en voorzien van titel en legenda;
  • Geëxporteerd naar PNG (en omdat ik weet dat veel lezers van dit blog IE-versies lager dan 9 gebruiken en dus SVG niet kunnen lezen...)

Grenzeloos gemeentelijk herindelen: de multipolygonisering van Nederland

Het regeerakkoord van PvdA en VVD zegt dat gemeenten op termijn minimaal 100.000 inwoners moeten tellen. Er van uitgaande dat het opwekken van een enorme geboortegolf en het aanjagen van de immigratie geen serieuze opties zin wordt herindeling, het samenvoegen van gemeenten, het devies.

Ook zonder dwang van bovenaf maar op geheel vrijwillige basis vinden er gemeentelijke herindelingen plaats. Begin november presenteerden Alkmaar, Schermer en Graft-De Rijp hun herindelingsontwerp. Op zich niet heel bijzonder, zij het dat in de aanloop naar deze fusies van 3 gemeenten er even een bijna-unicum in zicht was. De gemeente Graft-De Rijp nam enige jaren terug het initiatief tot verkenning van fusiemogelijkheden, en liet zich daarbij niet beperken tot direct aaangrenzende gemeenten. In maart 2012 werd besloten tot een fusie met Alkmaar, ondanks dat beide gemeente geen grens delen. Pas 3 maanden later viel het besluit dat Schermer ook deel uit gaat maken van deze fusie, waardoor er toch weer een klassiek aaneengesloten gemeente grondgebied blijft bestaan.

Ik noem deze situatie een bijna-unicum omdat er op dit moment nog wel sprake is van één gemeentelijke exclave: het gebied Amsterdam Zuidoost is niet direct geografisch verbonden met de "moedergemeente" Amsterdam. Die situatie is ontstaan in 1966, toen de Bijlmermeer (destijds voorlopig) bij Amsterdam werd gevoegd.
Rotterdam had al vóór de Eerste Wereldoorlog een vergelijkbaar geval toen Hoek van Holland werd geannexeerd. Door latere annexatie van wat nu het Rotterdamse havengebied is is deze exclave alsnog aan de hoofdgemeente vastgegroeid, zij het fysiek gescheiden door de Nieuwe Waterweg. Slechts één dag per jaar, als de Maeslantkering wordt getest, is de Hoek wél verbonden met de Coolsingel.
In Den Haag is bij de gemeente herindeling begin deze eeuw de Vinex-exclave Leidschenveen-Ypenburg wel met een smalle corridor aan het oorspronkelijke Haagse grondgebied vastgemaakt. Dat kon relatief eenvoudig omdat deze corridor precies op de plaats ligt waar de gemeenten Rijswijk en Leidschendam-Voorburg aan elkaar grenzen, het is dus niet zo dat de Haagse corridor een doorsnijding van een andere gemeente verorzaakt.
Ik laat hier de curiositeit Baarle Nassau /Baarle Hertog voor het gemak even buiten beschouwing.

Terug naar de actualiteit. Waarom zouden bij de herindelingen de gebieden aan elkaar moeten grenzen? Goed, een samenvoeging van Sluis, Delfzijl en Kerkrade ligt niet voor de hand. Al komen ze gedrieën bijna aan de honderdduizend inwoners, en kennen ze in bevolkingskrimp een gezamenlijke problematiek. Maar als rond Amsterdam de gemeenten Waterland, Ouder-Amstel en Haarlemmerliede en Spaarwoude elkaar in de samenwerking kunnen vinden moet dat toch kunnen. En door de beoogde samenvoeging van de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland zouden Weesp en Muiden zich gemakkelijk bij deze fusie kunnen aansluiten. Mag ik de naam "Amsterdammerkarspel" voor deze groene gordel rond de hoofdstad voorstellen?

 Het Minsterie van BZK heeft een beleidskader gemeentelijke herindeling opsteld waarin staat: "de aard van interne samenhang van de nieuw te vormen gemeente kan heel verchillende uitingsvormen hebben: cultureel, sociaal, economisch, geografisch, enzovoort." Er is dus geen bestuurlijk-topologische regel die voorschrijft dat een gemeente uit een aaneengesloten gebied moet bestaan. Wél vereist het oplettendheid bij de geobestandsbeheerders: die moeten even bedenken dat gemeenten multi-polygons zijn. Maar dat moesten ze al in verband met Amsterdam-Zuidoost.

zaterdag 3 november 2012

Eén zaterdagse krantenbijlage, 3x geo

Zolang mijn abonnement op de Volkskrant nog duurt zijn er een aantal katernen die ik nog wel met belangstelling lees. "Vonk" is een van die bijlagen. In de grotendeels aan de Amerikaanse presidentsverkiezingen gewijdde editie van zaterdag 3 november bespeurde ik binnen de 7 artikelen en 3 columns maar liefst drie keer een substantieel geohalte.
Allereerst het artikel "Nederlanders kopen liever een billboard" waarin de marketingactiviteiten van Democraten en Republeinen wordt vergeleken met de bescheiden vaderlandse initiatieven op dit gebied. Dat heeft natuurlijk net zo'n hoog geomarketing gehalte als het verkopen van voetbaltijdschriften waarover ik enige weken geleden schreef.

Direct naast dat artikel de column "logisch" van Jonathan van het Reve over de verontwaardiging bij de SP over het gebruik van drones voor oorlogsvoering. Even los van dit morele aspect, het zal de lezers van dit blog duidelijk zijn dat die drones alleen maar kunnen functioneren dankzij GPS en daarop voortbordurende geo-ict technologie.

Een paar pagina's verderop een inventarisatie van de waarschijnlijke verdeling van kiesmannen tussen Obama en Romney. Graphics editor Erik d'Ailly maakte daar een fraaie infographic bij die het midden houdt tussen een kartogram en een anamorfose. Wat extra bijzonder is als je weet dat wat wij in Nederland een anamorfose noemen in het Engels een cartogram is...

Eén krant, één bijlage. Drie voorbeeld die vrijwel het complete spectrum van het vakgebied bestrijken.  En dan heeft de geosector het nog moeilijk het vakgebied te "verkopen"? Of wil de geosector zich eigenlijk toch liever beperken tot het veilig afgebakende (!) terrein van inmeten en registreren?

woensdag 17 oktober 2012

Een weerzien met geomarketing: geen nieuws? Of toch?

Twee weken terug was ik met pakweg 75 belangstellenden aanwezig op het door Geodan en het Geomarketing Kenniscentrum (GKC) van de hoofdstedelijke VU georganiseerde geomarketingcongres 2012. Zelf ben ik pakweg 15 jaar geleden twee jaar lang werkzaam geweest in deze tak van sport, onder meer door het uitvoeren van vestigingsplaatsanalyses voor een grote hamburgerketen en het uitvoeren van performance analyses op onder meer vestigingen van bouwmarkten. Ja, de klantenkaarten (waaronder Airmiles) leverden aan het einde van de vorige eeuw al "big data" op.

Deze GIS-toepassingen staan mijlenver af van wat er ieder jaar op de door Esri geregisseerde hoogmis van de Nederlandse ArcGISwereld wordt getoond. Weliswaar was VU Jaap Boter vorig jaar keynote spreker op deze Rotterdamse GIS Conferentie, maar hij bleef er toch een vreemde eend in de bijt. Geomarkering en andere op statistiek leunende sociaal geografische toepassingen waren van oudsher ook meer het MapInfo domein. Importeurswisselingen in het verleden, en een kleinere  markt maken dat er hiervoor geen qua omvang met de GIS conferentie vergelijkbaar platform bestaat, waardoor deze toepassingen voor de traditinele geosector in de categorie onbekend maakt onbemind blijven zitten.

Omgekeerd kun je natuurlijk ook redeneren dat de geomarketing GIS-toepassingen al zó volwasssen zijn dat ze niet als geotoepassing maar juist als geïntegreerd onderdeel van de marketinginformatiehuishouding worden gezien. Het feit dat in de recenste SPSS release (20) er (weer) een mapping module is opgenomen is een zwaar-geschut antwoord op de Esri Maps for Office waarmee de Excelgebruiker de wondere wereld van GIS in worden gelokt. Ondertussen blijkt Microsoft Mappoint, plugin voor Office ook nog steeds te bestaan. (Nog verder terug in de tijd: in Office 97 en 2000 zat er standaard een kaartfunctie in Excel!)

Op sommige punten is er in 15 jaar tijd niets veranderd: het klassieke op basis van 4-positie postcode op basis van onder meer lifestyle data in beeld brengen wat het klantenpotientieel is, en het weergeven van de omzet van een filiaal in diezelfde postcodegebieden blijkt voor een flink deel van de aanwezigen nog tot oooh's en aaah's te leiden. Uit het introfimpje maakte ik op dat daarbij onze landsgrenzen net als 15 jaar terug nog steeds informatiebarrieres zijn: de -ondanks de NMBS-treinstaking aanwezige- Vlamingen leken uit een geomarketing-technisch Terra Incognita te komen. Er zit natuurlijk ook niet veel geomarketing in de Inspirerichtlijn, slechts de afbakening van statistische eenheden en demografie zijn hiervoor van belang. Demografie volgens Inspire heeft zelfs grote potentie afhankelijk van de invulling van de gehanteerde omschrijving ("Geografische spreiding van de bevolking, met inbegrip van bevolkingskenmerken en activiteitsniveaus").

Wél vernieuwend zijn de micro-locatie toepassingen: in-store tracking (met behulp van RFID chips) van bezoekers in ECI boekwinkels, waar zowel in dagen van de week als in bezoekersgroep opvallende verschillen optreden in de route die door de winkel wordt afgelegd; Zo vinden er op iets grover schaalniveau ook geautomatiseerde passantentellingen plaats in enkele vaderlandse winkelstraten.

Verder is het altijd aardig om op zo'n dag in wat inhoud te duiken, ruimtelijke patronen te zien en over de oorzaak daarvan te filosoferen: ten behoeve van de (on)mogelijkheden van aan-huis bezorging en afleering bij de buren is er onderzocht hoe groot het vertrouwen is in de medemens: heel hoog in Beieren, heel laag in Wallonie en oostelijk Duitsland. Nederland scoort bovengemiddeld met uitschieters op de Veluwe (omhoog) en in Limburg (net zo laag als Wallonië). Da's weer leuke input voor een match met inkomen, geloof, politieke voorkeur etc.
Ook leuk: Weekbladpers heeft laten onderzoeken of hun titels Voetbal International (VI) en Hard Gras elkaar beconcurreren. Dat blijkt niet of nauwelijks het geval te zijn, maar wat mij in de gauwigheid opviel in de kaarten waarin de VI-leesgierigheid werd weergegeven was de hoge score voor Spakenburg en Volendam (beiden in de top 10, ook Katwijk en Urk scoren bovengemiddeld): zet vissen aan tot lezen over voetbal? Wordt de kibbeling en paling daar in een VI opgediend? Of is toch de aanwezigheid van de "blauwen en rooien" respectievelijk het "andere Oranje" stimulerend voor de VI-verkoop?

Leuke inzichten, die allemaal weer vervolgvragen met zich mee dragen. Jammer dat lifestyledata nog niet zo open is, anders zou ik me er vele regenachtige middagen mee kunnen vermaken!

Nb. Op http://www.geodan.nl/markten/zakelijkemarkt/geomarketingcongres-2012/terugblik-geomarketingcongres-3-oktober-2012/ zijn Twitterfeed en presentaties na te lezen.

"Waar is de BAG, hier is de BAG!" : de BAG als ultieme geocache

Sinds de brede verspreiding van goedkope GPS ontvangers is geocaching een populair tijdverdrijf geworden: verstop een schat in een holle boom, gat in de grond of onder je deurmat, en geef wat aanwijzingen waarmee de schatzoekers op pad kunnen gaan. Die aanwijzingen kunnen de coördinaten van de vindplaats zijn, maar leuker en spannender is het als er tussendoor puzzels moeten worden opgelost, opdrachten worden vervuld en wat al niet meer.
Terzijde wat historisch besef: Kees van Kooten en Wim de Bie introduceerden het fenomeen in 1984 door een kistje met een duizendje (gulden!) bij de Pyramide van Austerlitz te begraven. Dat gaf 's nachts nogal wat reuring op de Utrechtse Heuvelrug, zoals het "Volksdagblad de Waarheid" de dag er na berichtte. Andere tijden!

Voor App bouwers die met open data aan de slag willen is een lijst met coördinaten van de Nederlandse adressen de ultieme heilige graal. Aangezien de rijksoverheid openheid en waardecreatie heel belangrijk vind is de basisregistratie adressen en gebouwen (BAG) als open data beschikbaar gesteld. Nou ja, je moest nog wel even 150 euro bij wijze van verstrekkingskosten bij het Kadaster achterlaten, en per maandelijkse update nog eens 10 euro betalen. Maar daar krijg je wel 8 miljoen adressen voor terug, dus per adres eigenlijk een schijntje.

Sinds medio juni kun je die 150 euro en dat maandelijkse tientje in de pocket houden door gebruik te maken van de gratis versie zoals aangeboden door de geomotor van Nederland: PDOK. Om het leuk en spannend te maken moet je ook hier wat raadsels oplossen.
Na je vingers blauw getypt te hebben aan de URL www.nationaalgeoregister.nl en vervolgens "adressen" als zoekterm te hebben ingevoerd verschijnt een lijstje van 18 hits. Eentje scoort een relevantie van 100%, de overige 17 0%. Dat zou je op het verkeerde been kunnen zetten, gewoon negeren is het beste. In de top 5 staan een "Inspire View Service PDOK voor (..) adressen (..)", "adressen", "adressen WMS", "Inspire adressen WFS", en op 5 de eerste commerciële aanbieder (BridGIS) met "adresservice".

Die "view service" en "WMS" (beide van de Rijksoverheid) blijken evenals de "adressen" van Kadaster services te zijn die alleen een plaatje opleveren, waarvan de URL die naar de webservice stuit op een "error 404 - not found". Vooruit, een aanwijzing: type "request=getcapabilites" achter die URL en je krijgt er wel allerlei inhoudelijke en technische informatie over.
Maar we willen echte data, dus die WFS lijkt wel wat. en inderdaad, na wat gepuzzle levert de URL http://geodata.nationaalgeoregister.nl/inspireadressen/wfs?request=getFeature&typename=inspireadressen&outputformat=JSON 4Mb aan download op. Helaas levert het PDOK motortje maximaal 15.000 objecten per request, dus om via deze weg heel Nederland bij elkaar te sparen moet je zo'n 1000 requests afvuren en daarbij bijvoorbeeld telkens een andere bounding box opgeven. Dat gaat 'm niet worden.

Nog even terug naar de NGR-hitlist dan maar, en verdomd, verstopt op nummer 7 staat daar een "Inspire Download Service van adressen (inspire adressen)". klikkerdeklik, dat leidt naar http://geodata.nationaalgeoregister.nl/inspireadressen/atom/inspireadressen.xml Kijk, nu wordt het wat: complete BAG-n van een 4 tal datums, met als meest recente 8 augustus. Downloaden maar, en ja hoor, en stroomt 1.3 Gb naar binnen. Die kwantiteit is een goed voorteken! Na unzippen blijkt er naast 7 ZIPfiles een leveringsdocument-BAG-extract.xml in te zitten. Als ik daar in puzzel zie ik onder meer dat het  draaimoment van deze dataset 8 augustus, half tien 's ochtends is.

(Wanneer de volgende zending komt is niet geheel duidelijk; er zat een regelmaat van 1x per maand in, na 8 augustus is de aanvoer stilgevallen. Als het goed is hoor ik binnenkort van het Kadaster meer over het leveringsplan)

Maar liefst 7 zipfiles heb ik nu. Eén met STA in de naam, een NUM, een PND een OPR een WPL, een LIG en een VBO. Dankzij Herko Coomans' onvolprezen "Hitchhikers Guide to the BAG" weet ik dat er nummers, panden, woonplaatsen, verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen in moeten zitten, dus dat puzzeltje valt ook wel op te lossen.

Nog wel wat lastig dat die 7 zips soms weer uit meer dan één XML met de echte inhoud bestaan, omdat er een maximale grootte van 20 Mb per bestand is gehanteerd, dus dat weer even aan elkaar metselen. Gelukkig is er voor die technische puzzels uit de vorig alinea een kant-en-klare oplossing om het hele spul in een PostGIS database te prakken: nlextract.

Kortom, de geocache die BAG heet is gevonden. Champagne, ballonnen! Op nar de volgende geoschat, want zo'n inhoudeljke en technische geospeurtocht smaakt naar meer.

(voor deze usecase het verslag van deze "geocache" heb ik me onder meer laten inspireren door Erik Romijn's verhaal "De Weg Kwijt? De Zoektocht van een App Maker door Geo-informatiesystemen" op de OSGeo.nl dag op 28 juni in Velp en vele vragen op Twitter en LinkedIn van "neo-geo's die zich een slag in de rondte zochten naar de BAG.

woensdag 12 september 2012

Politieke grenzentrekkerij zet SP en D66 buitenspel

Leuke "what if" in NRC Next vandaag over hoe de verkiezingsuitslagen er uit zouden zien als we in plaats van een stelsel van evenredige vertegenwoordiging een districtenstelsel zouden hebben, zoals dat in zuivere Engeland gehanteerd wordt.
Allereerst is het bijzonder om te zien dat D66, bij uitstek de partij die een districtstelsel altijd als een van haar kroonjuwelen heeft beschouwd, dan waarschijnlijk uit de Tweede Kamer zou verdwijnen. Alleen in de Babboobakfietsbolwerken Utrecht en Leiden maakt D66 kans om volgens het principe "the winner takes all" een districtsvolksvertegenwoordiger uit de stembus te slepen. Voor de SP geldt dat er hooguit in Noordoost-Brabant (Oss, Boxmeer) een kamerzeteltje valt te verdienen.
Hoe de uitslag exact zou uitpakken hangt af van de wijze waarop de districten worden samengesteld. Omdat zo'n distict pakweg 80.000 kiesgerechtigden moet omvatten kunnen listige samenvoegingen van kleinere gemeenten tot één district, of even slimme opsplitsingen van grotere gemeenten in twee of meer districten tot enorme verschuivingen in de uitslag leiden.

In de Verenigde Staten is dit "redistricting" een politiek geladen fenomeen. In tegenstelling tot de Bondsrepuliek Duitsland waar een onafhankelijk instituut (het Duitse CBS) de grenzen zonodig aanpast aan verschuivingen in inwonertal zijn in Amerika de gekozen politici zelf gerechtigd de grenzen voor een volgende verkiezing aan te passen. Door de aanhang van de politieke tegenstanders in een beperkt aantal regio's te concentreren (waar ze weliswaar 80% van de stemmen halen maar dit toch maar één afgevaardigde oplevert) of ze juist te verdelen over districten (waardoor de tegenstand overal relatief klein blijft) valt de vertegenwoordiging enorm te beïnvloeden. Soms leidt dat tot grillig gevormde kiesdistricten, in Amerika bekend onder de naam "gerrymanders". Daar is in 2010 zelfs een film over gemaakt.

Geografische informatiesystemen spelen hierbij een grote rol: op basis van eerdere verkiezingsuitslagen kan een slimme herverkaveling worden bepaald die de politieke tegenstanders buitenspel zet. Daarentegen kan een GIS ook worden gebruikt om de mate van "gerrymandering" aan te tonen: als een disctrict een bizarre omtrek/oppervlakte verhouding heeft is de kans groot dat er subjectieve grenzen getrokken zijn. Pro-actief redenerend kun je de computer ook vragen de districten zodanig af te bakenen dat de lengte van de grenzen geminimaliseerd wordt. Het spreekt voor zich dat voor een transparante democratie de werking van deze software en de gebruikte data) voor iedereen beschikbaar moeten zijn.

Of dat compact houden van de grenzen het ultieme doel is is ook maar de vraag: geografische compactheid is maar één soort van homogeniteit. Een districtstelsel is vaak bedoeld om de kiezer zich meer persoonlijk vertegenwoordigd te laten voelen; dan is een homogene indeling op basis van inkomen/opleidingsniveau/culturele achtergrond juist wél wenselijk, en moet je geografische grilligheid maar op de koop toe nemen.

Al met een spannend thema. Kan een geo-afstudeerder zich hier niet eens op storten? Bijvoorbeeld samen met het wetenschappelijk bureau van D66? Op basis van de uitlagen per stembureau die uiteraard als open data beschikbaar zijn (maar waar?). Bekijk om vast in de stemming te komen de uitslagen per stembureau van 2010 op de site van NRC.Next

Bijna jammer dat we in Nederland geen districtenstelsel hanteren: het zou geo-informatie zo mooi op de politieke kaart zetten!

vrijdag 17 augustus 2012

PDOK is een electriciteitscentrale

Nog pakweg 135 nachtjes slapen en dan is het programma PDOK tot een einde gekomen. Uiteraard loopt de voorziening gewoon door. Daarom wordt er momenteel gekeken hoe PDOK het beste "in de markt" kan worden gezet. GeoNovum organiseerde daarvoor een workshop waar ik was uitgenodigd om over de voorkant van PDOK mee te denken.

PDOK loopt er tegenaan dat een verzameling geoservices lastig verkoopbaar is, want het heeft geen voorkant. Data is niet sexy, een kaart of applicatie wel. Daarom is er een viewer in ontwikkling (PDOK-kaart) die als teaser moet gaan werken.

Naar mijn idee is het een slecht plan om die viewer ook als afzonderlijk PDOK product in de markt te willen zetten. Tijdens de workshop schoot mij de analogie met e-books en e-readers te binnen: een boekhandel levert e-books, en heeft een e-reader (viewer) slechts als hulpmiddel in de etalage staan. wil je een e-reader, ga dan naar je lokale computerboer. Als mijn boekhandel zich gaat richten op de verkoop van e-readers loopt het slecht af. Schoenmaker, blijf bij je leest noemen we dat.

Gisteren realiseerde ik me dat die analogie sterker kan.

PDOK is eigenlijk een electricteitscentrale: je stopt er diverse brandstoffen (datasets) in, een combinatie van kolen, aardgas, olie, biomassa en misschien zelfs wel een nucleair brandstofstaafje. Wat er uitkomt is gestandaardiseerde, gebruiksklare geo-electriciteit: webservices. Hardstikke handig: zo heb ik zelf geen aggregaat nodig om mijn eigen geo-stroom op te wekken.

Om de analogie nog even compleet te maken: Van mijn electriciteitsleverancier verwacht ik ook niet dat die stofzuigers, strijkijzers, televisies en andere stroom verbruikende apparaten gaat verkopen. Goede wijn behoeft geen krans, goede PDOK-geoservices behoeven geen PDOK kaart.

Die geoservices vallen wel trouwens wel in 2 productgroepen uiteen: Enerzijds map services (kaarten met opmaak: als WMS, al dan niet met een serie SLDs, of tiled: TMS/WMTS) anderzijds data services (features: WFS, grids: WCS, downloadservices met een Atom feed als envelopje er omheen). Wezenlijk verschillend, met daardoor ook potentiel verschillende gebruikers.
Misschien dat die 2 productgroepen nog wel een differentiatie in marktbenadering rechtvaardigen.

woensdag 13 juni 2012

Oude Wijze Raad van State: een databank voor de leefomgeving

Het Ministerie van IenM (de inmiddels al weer anderhalf jaar oude opstelsom van VROM en VenW) is onder de noemer Omgevingswet druk bezig de wet- en regelgeving op het gebied van de leefomgeving te vereenvoudigen.

Op 25 januari van dit jaar bracht de Raad van State een advies uit over deze herziening van het omgevingsrecht. Los van het feit dat de Raad aangeeft dat de Minister-van-130 kilometer per uur- ook haar beleid in een wel erg hoog tempo in wetgeving wil verankeren is voor de lezer van dit blog vooral het advies over het opzetten van "gebiedsgerichte gegevensverzamelingen" interessant.
Binnenlands Bestuur schreef hier naar aanleiding van een milieusymposium onlangs al een artikel over. Omdat leefomgeving al gauw met een ruimtelijke component te maken heeft wil ik er vanuit geoperspectief (dat klinkt navelstaarderiger dan bedoeld...) nog wel wat gedachten aan toevoegen.

Lees eerst even wat de Afdeling advies van de Raad van State schrijft:
"5.2.3 Opzetten van een landelijk stelsel van gebiedsgerichte gegevensverzameling
De Afdeling is van oordeel dat het aanbeveling verdient om databanken op te zetten waarin gegevens over gebieden worden verzameld en toegankelijk worden gemaakt voor overheden, bedrijven en burgers. Deze gegevens zouden betrekking kunnen hebben op archeologische waarden, bodemgesteldheid, bodemverontreiniging, luchtverontreiniging, waterkwaliteit en veiligheidszones et cetera. Om een landelijke dekking te krijgen, zou de Minister hiertoe het initiatief moeten nemen.
Met deze databanken kunnen bestuursorganen, bedrijven en burgers beschikken over betrouwbare en volledige gegevens over verschillende aspecten van de fysieke leefomgeving. Hierdoor worden de onderzoekslasten voor bestuur en burger kleiner en wordt besluitvorming eenvoudiger, sneller en beter. Feiten zullen eerder worden geaccepteerd en de kans dat een op basis van deze feiten genomen besluit voor de rechter stand zal houden, wordt groter. Daarvoor is het noodzakelijk dat de kwaliteit van de gegevens wordt gewaarborgd. Duidelijk moet zijn met welke methoden de data zijn verzameld. Alleen als de kwaliteit van de gegevens onomstreden is, zal aan deze gegevens in een rechterlijke procedure veel waarde worden gehecht. Natuurgegevens worden reeds verzameld en beschikbaar gesteld door de Gegevensautoriteit Natuur. Deze heeft inmiddels ervaring met het verzamelen en beschikbaar stellen van gegevens en met het waarborgen van de kwaliteit van de gegevens. Deze ervaringen kunnen worden betrokken bij het opzetten van een databank voor gegevens over de fysieke leefomgeving."


En iets verderop, in paragraaf 6.2: "De onderzoekslasten voor overheden en burgers kunnen belangrijk worden verminderd als actuele gegevens over de fysieke leefomgeving worden verzameld en beschikbaar gesteld. De Afdeling acht het van groot belang dat dergelijke systemen worden opgezet."

Het is dat er  wordt gerefereerd aan het 5 jaar geleden ingestelde Gegevensautoriteit Natuur, anders zou je werkelijk denken een advies uit 1978 te lezen. Blijkbaar heeft het geld dat tot dusverre in portalen als het Compendium voor de Leefomgeving van PBL en CBS, Provinciaal Georegister, PDOK, Nationaal Georegister en aanverwante Inspire activiteiten, Atlas voor de Leefomgeving gepompt is niet geresulteerd in een betere informatievoorziening. Of in ieder geval niet in een ervaring van een betere informatievoorziening bij de doelgroep.

Momenteel zien de gebruikers in het bos der portalen en databanken de bomen blijkbaar niet meer: dat los je niet op door nog meer portalen in te richten (of nog erger: door een App te laten ontwikkelen die de gebruikers wegwijs moet maken in de bestaande databanken en portalen).
Nee, dat doe je door - geheel in de geest van de Omgevingswet!- te gaan snoeien: breng de nu bestaande platformen en portalen in beeld, ga na of ze data of informatie aanbieden, bedenk wat hun doelgroepen zijn (beleidsmakers, bestuurders, beïnvloeders, burgers, bedrijven en andere belanghebbenden?) en zorg dat die doelgroepen ook worden bereikt (en monitor dat).
Dan heb je het al zo'n beetje over de informatie-architectuur van de Omgevingswet.

Gelukkig zitten hoofd geobeleid Noud Hooyman en Omgevingswetprogrammadirecteur Edward Stigter fysiek en organisatorisch dicht bij elkaar, dus hier moet een bondje te maken zijn. Bijvoorbeeld door de doelstellingen Gideon 2 (dat momenteel in de maak is) als aanbod te koppelen aan de potentiële informatiebehoefte zoals in het advies van de Raad van State is opgesteld.

Dat snoeien lijkt trouwens al begonnen te zijn: vorig jaar kortten de Ministeries van EL&I en IenM zodanig (80%) op het programma Interwad dat deze niet anders kon dan het beheer van geoportaal en digitale atlas stop te zetten, tot grote teleurstelling van programmamanager Piet Feddema.). Ook het ouwe trouwe dataportal van de DID van Rijkswaterstaat staat al geruime tijd op zwart, terwijl er vanuit het kenniscentrum van datzelfde Rijkswaterstaat nog vrolijk naar toe wordt gelinkt.

woensdag 9 mei 2012

marktmonitor 2012, de geosector niet in kaart

Een paar weken terug presenteerde branchevereniging Geobusiness de Marktmonitor, de "state of the union" van de geosector in Nederland. Ik pik er een paar opvallende cijfers uit. De cijfers hebben allemaal betrekking op het bedrijfsleven, voor 2012 is er een verwachting gepeild.

Het consumentsegment als afzetmarkt kent tussen 2009 en 2012 een spectaculaire daling. Werd de 4% die 2009 al als "bescheiden" gekenmerkt, in 2012 is dat teruggelopen tot 1% van de omzet uit geoproducten en -diensten. 75% ingeleverd (binnen een totale omzetdaling van ca. 15%, op een totale omzet van zo'n 900 miljoen). Dat doet bijna vermoeden dat TomTom in 2009 wél tot de respondenten behoorde maar voor de monitor van 2012 geen zin had te reageren. Hoewel...in 2009 bestond dit segment uit "internetapplicaties, geo-informatie rondom onroerend goedtransactie en wegenkaarten en luchtfotos." Zijn die eerste weggelekt naar andere sectoren? Is de onroerend goedmarkt ingestort? Zijn OpenStreetMap en het NWB de markt aan het verpesten? Moet die economische waardecreatie op basis van open data geheel gerealiseerd worden?

Dat het aantal werknemers (of arbeidsplaatsen of FTE's?) daalt zal weinigen verrassen. Het positieve is dat in de geosector de krimp kleiner is dan in andere sectoren waarin ingenieursbureaus werkzaam zijn (denk aan de bouwsector!). Daarmee valt het aantal vacatures ook flink terug. Vervelend voor schoolverlaters en zij-instromers die in de geo-sector het paradijs van de eeuwigdurende volledige werkgelegenheid dachten te vinden. en lastig voor overheden die hun overtallige personeel dus niet gemakkelijk aan de straatstenen van het bedrijfsleven zullen kwijtraken.

In de monitor 2009/2010 werd 22% genoemd als percentage van het Research & Development budget dat aan geo werd uitgegeven, in de huidige monitor staat 7% genoemd. Even goed opletten, dat laatste betreft het percentage van de totale geo-omzet die in geo-R&D wordt gestoken. Overigens ruim 2x zo groot als het generieke R&D percentage, blijkbaar zijn we een innovatieve sector... Of komen we nooit aan het oogsten toe? Om het even in perspectief te plaatsen: Google steekt 14% van de omzet in R&D, maar Apple houdt het zeer bescheiden met 2,2% (cijfers 2011).

Om af te sluiten de groeibriljantjes: het verzamelde bedrijfsleven verwacht de meeste groei in het ontwikkelen van geo-services, op de voet gevolgd door webservices. Of de hierbij genoemde percentages (22% resp. 21%) het percentage van de respondenten betreft dat die groei verwacht, of het percentage verwachte groei is niet geheel duidelijk.

Al met al interessant cijfermateriaal dat vooralsnog meer vragen oproept dan beantwoordt. Daar kan nog best een analyseslag overheen, ik mis in ieder geval nog een regionale (geo!) analyse. Als de achterliggende cijfers nou door Geobusiness als open data beschikbaar worden gesteld zijn er vast wel geo-analysten te vinden die die analyse willen uitvoeren. (en vooruit: dan bakken we er ook nog een App omheen).

dinsdag 24 april 2012

GIS, kunst en opsporing verzocht: een bronzen combinatie

Dat kartografie een vorm van kunst is mag als bekend worden verondersteld. Daarmee leek de belangstelling van de geo-sector voor deze "linkse hobby" wel op te houden, maar daar is verandering in gekomen.

Sommige gemeenten hebben in hun geoviewer al een thema kunst in de openbare ruimte opgenomen, soms met achterliggende informatie over het object en de kunstenaar. En ook bij diverse open data events blijkt kunst op straat een dankbaar onderwerp om in een app te verwerken. Het feit dat bij afdelingen cuiltuur het vrijgeven van data over kunstwerken draagt daar natuurlijk ruimschoots aan bij.

Bij die apps en viewers was het idee dat de kunst (het object) qua locatie statisch was, en de de gebruiker (het waarnemende subject) dynamisch, en daarom van een App voor de smartphone met GPS moest worden voorzien.

Een bericht in de NRC Next van 24 april 2012 leert dat er nog meer geo in kunst zit. Door toenemende diefstallen van bronzen beelden zien meer en meer gemeenten zich genoodzaakt hun kunst naar binnen te halen. Vorige maand werden uit het beeldenpark Beerschoten in De Bilt (dat is nota bene de plek waar mijn geocarrière is begonnen!) een drietal beelden van hun sokkel gerukt om daarmee zo'n 500 euro aan waarde van het brons te cashen.

Het Arnhemse bedrijf Scope Solutions heeft een systeem ontwikkeld waarmee bij forse beweging de GPS positie van het kunstwerk wordt doorgepiept aan de alarmcentrale. Lijkt mij leuk als die data als open data beschikbaar kan worden gesteld, liefst in een dynamische webservice die de gemeenten in hun geoviewer kunnen integeren. Een spannende combinatie van cultuur en opsporing verzocht!

maandag 19 maart 2012

Beren op de open dataweg

Zoals Alexander met Henk en Ingrid praat, zo past het een data-eigenaar om geregeld met potentiële afnemers in discussie te gaan.

In de aanloop naar Apps4Amsterdam 2012 organiseeerde de hoofdstedelijke Waag een meeting om geleerde lessen uit de eerste Apps4Amsterdam op een rijtje te zetten. Onder de titel "Open data, still hot or not" werd de blijkbaar Engelstalige developerscommunity in haar native language bediend. De Francophonen, Friezen en Rheto-Romanen hebben nog een strijd te gaan zullen we maar denken. En had een avond in het standaardmandarijn niet de omvangrijke en groeiende Chinese developers aangesproken?

Uit het verhaal van Ivonne Jansen van waag.org bleek dat Apps4Adam 2011 wel een hoop commitment op bestuurlijk niveau had opgeleverd, maar veel minder praktische medewerking vanuit diverse gemeentelijke diensten. Tja, een wethouder of directeur van een dienst kan nog voluit "Open data, natuurlijk!" roepen, en met een beetje mazzel is de technische databeheerder ook nog opendata-minded, maar als je het middenmanagement niet meekrijgt blijft het hangen in weliswaar goedbedoelde maar hooguit eenmalige medewerking voor de bühne. En daarna moet de databeherende ambtenaar toch vooral weer aan de slag met dingen waarvoor hij (waarom zijn databeheerders altijd mannen?) door de lokale belastingbetaler wordt gefinancierd, of nog platter: met de zaken waarvoor in het jaarplan uren zijn begroot.

Apps4Adam 2012 krijgt wat meer structuur: onderscheid naar inhoudelijke thema's waarin data-eigenaren, beleidsmakers en developers elkaar moeten vinden. En een dataplatform dat meer moet zijn dan een stortplaats voor open data. Helaas vooralsnog los van ontwikkkelingen als de beoogde LAT-relatie tussen het data.overheid.nl en het Nationaal Georegister (NGR).

Ook meer aandacht voor de follow-up: niet een prijsuitreiking, met een "mooi gemaakt, dankjewel, hier is je prijs en dames en heren: tijd voor de borrel", maar een discussie ("validatie") van de Apps die het event heeft opgeleverd.


Erik Romijn, bekend als App-inzender bij lokale, regionale en landelijke events gaf een overzicht van wat er met zijn vaak prijswinnende Apps (zoals de zwemwaterkwaliteitsapp en de energielabelapp) is gebeurd. Het blijkt erg lastig en vooral tijdrovend te zijn om de data-eigenaar echt enthousiast te maken voor een ontwikkelde App. Misschien een idee om als prijs bij Apps4Adam 2012 een concreet cont(r)act met de data-eigenaar/keeper/provider uit te reiken? Dat de lokale Amsterdamse omroep AT5 niet verder is gegaan met Eriks "Amsterdam Lokaal" verbaast me gezien de commotie over de toekomst van de omroep niet.

En ja, de developers willen een API, maar als je een OGC service aanbiedt snappen ze het niet hoe die interface werkt. "Ben ik nou degene die zo slim is, of ben jij zo dom?", zeg ik Louis van Gaal dan na. Schone taak voor de geosector, met osgeo.nl voorop, om die App developers eens een lesje te leren! GeoJSON zou wel eens het esperanto kunnen zijn dat de geosector én de developers snappen.

Het Rijksdriehoekstelsel blijkt ook al zo'n breekpunt te zijn: de Apps developers wonen blijkbaar in de "global village" en leven dus in Lat en Long. Ik voorspel een App die RD naar LatLong vertaalt op zijn minst een "developers award" op Apps4Adam 2012.

De vraag om meertalige metadata heb ik maar als niet gesteld beschouwd, wel interessant was Eriks constatering dat voor een succesvolle business je je niet moet richten op "making awesome open data apps" maar op "making awesome apps". Daarbij is de vraag nog wel wat een "awesome App" is: iets dat er mooi uitziet, iets dat veel potentiële gebruikers trekt, iets dat verkoopt? Of iets dat bijdraagt aan de beleidsdoelen van de dataprovider, zoals een transparante overheid of publieksparticipatie.

Nog genoeg vragen te beantwoorden, en daarmee nog genoeg behoefte aan Apps4Anything. Maar dan wel op een overdachte manier om zo daadwerkelijk wat open data vraagstukken op te lossen. Apps4Amsterdam 2012 is daarmee op de goede weg.

dinsdag 21 februari 2012

De creatieve geoklasse

De economie zit in het slop, en op veel plaatsen wordt de creatieve klasse als een belangrijke motor gezien die de boel weer aan de gang kan krijgen. Is de geosector onderdeel van die creatieve klasse? Of is slechts een deel van de geosector dat?

In 2002 verscheen het befaamde boek "the rise of the creative class" van Richard Florida. Daarin hanteert de Amerikaanse socioloog twee definities van de creatieve klasse: een brede met "scientists, engineers, artists, cultural creatives, managers, professionals and engineers". In de smallere definitie worden de de engineers niet tot de creative class gerekend.
Florida's kernpunt is dat de creative sector vooral te vinden is in een stedelijk, open minded milieu. Hij onderscheid een creative core, die zich bezighoudt met "problem finding" en creative professionals die zich bezighouden met problem solving: de creatieve uitvoerders van ideeën van de creative core.

In de vorig jaar door GeoBusiness uitgegeven marktmonitor Geo sector in kaart 2009/2010 lees ik de volgende cijfers over de verdeling van de geosector naar activiteiten:

Geobedrijfsleven (obv Heliview research, 2008/2009):
- inmeten, inwinnen, opslaan (31% van de omzet)
- adviseren, onderzoeken, opleiden, communiceren (27%)
- verwerken, analyseren, modelleren, beheren (24%)
- presenteren, visualiseren, verrijken, distribueren (18%)
Voor de overheid een andere indeling (Research voor beleid, 2009/2010):
- inwinnen in terrein (31%, onbekend in welke eenheid...)
- verzamelen, bewerken, beheren (48%)
- ontwerp systemen (13%, maar bij provincies maar liefst 30%)
- management (8%)

Dat is wat we zelf als sector bij elkaar laten cijferen. De twee indelingen getuigen weliswaar van grote creativiteit in hun onvergelijkbaarheid, maar je haalt er nog niet veel uit over hoeveel procent van de ICT-sector creatief bezig is. Communiceren, presenteren, visualiseren door het bedrijfsleven lijken mij creatieve bezigheden (en wat moet ik van dat "verrijken" denken?), ontwerp van systemen (door overheden, doet het bedrijfsleven dat niet?) klinkt ook creatief.

Interessant is het om te zien hoe onder meer TNO (2010) en het CBS (2011) tegen de creatieve sector aankijken, en of zij vinden dat onze sector er toe behoort. Daarbij wreekt het zich dat landmeten én cartografie (met een "c") in de CBS standaard beroepenclassificatie (SBC) 1992 onder (weg- en water-)bouwkundige beroepen zijn geschaard. (dat is in de SBC 2010 trouwens nog steeds zo, alleen is de klassenaam inmiddels uitgebreid tot "beroepen in weg- en waterbouw en landmeetkunde"). Die weg- en waterbouwkunde wordt niet tot de creatieve sector gerekend door CBS en TNO, en de geo-beroepen dus ook niet.
Vallen kennisintensieve diensten (oa softwareontwikkeling en adviesbureaus IT) onder de kerndefinitie van creatieve industie? Wel volgens het EIM, maar niet volgens TNO, EZ/OCW en CBS. Wel volgens mij, zeker de softwareontwikkeling!

Zo wordt kartografie in ieder geval tekort gedaan: da's zo ongeveer de enige tak van sport waarvan de naam op "grafie" eindigt die door deze classificatie buiten de crea-boot valt. En ook bij de ontwerpers van (geo-)websites en geosoftware zit soms wel degelijk webdesign creativiteit (al zou het nog wel een onsje meer mogen zijn, maar het neemt toe!). Horen kartografen, (geo-)webdesigners en geo-software ontwikkelaars dan wel tot de creatieve klasse maar misschien niet tot de geosector en moeten deze creatieven hun heil niet zoeken bij IIP/Geo maar bij IIP/Creative? Of moet de geosector juist dit creatieve smaldeel van de sector tactisch inzetten: "wij van geo hebben creatieven in huis: dus de gehele sector behoort tot de creatieve klasse. En dus zijn wij aanjager van de economie".

Vol verwachting kijk ik alvast uit naar april 2012, wanneer de nieuwe geomarktmonitor van SAGeo en GeoBusiness Nederland uitkomt. Ik ben benieuwd hoe creatief onze sector daar wordt ingeschat.

En ondertusen merkte ik dat bij de VPRO-thema-avond over "Nederland van Boven" in het hoofdstedelijke cultuurcentrum De Zwijger de geosector wel degelijk vertegenwoordigd was. Vooral met kartografen, geo-webdesigners en open source ontwikkelaars!

zondag 19 februari 2012

Schaatskoorts

Nu de schaatsen weer ingevet in de kast liggen een goed moment om terug te kijken op de combinatie van schaatskoorts en geo-informatie. Als natuurijsliefhebber ben ik a) geïnteresseerd in de dikte van het ijs, b) in fijn geveegde sloten, vaarten en riviertjes en c) in de mate waarin mede-schaatsers op weg zijn naar het stuk ijs dat ik zelf voor ogen heb.

Voor het eerste heeft Grontmij (ijs)baanbrekend werk verricht door een werknemer bij het zwakste punt van het Elfstedenijs (bij Balk) door middel van een speciale radar de ijsdikte te laten meten.

Een overzicht van beschaatsbare plekken wordt al een aantal jaar crowdsourcenderwijs op de schaatskaart van Erik Ekkel weergegeven. Dit jaar voor het eerst op het Crowdmap platform, waarachter de Open Source techniek van Ushahidi schuil gaat. Wellicht bij sommigen bekend van natuurrampen en politieke omwentelingen.
De schaatskaart weet echter in korte tijd zoveel bezoekers te trekken dat Erik Ekkel zich genoodzaakt zag terug te vallen op het aloude Google platform. Jammer, want dat biedt minder functionaliteit.
Zo lijkt de schaatskaart mij een een prima testcase voor een landelijke of regionale rampensite: hoeveel bandbreedte en servercapaciteit is er nodig om zo'n pieksite in de lucht te houden, en hoe kun je in noodgevallen de vorm en inhoud simplificeren zodat weliswaar minder informatie wordt overgedragen, maar nog wel de gehele doelgroep wordt bereikt. Volgende winter het IcaWeb openstellen voor de schaatskaart?

Een andere optie voor het verzamelen van beschaatstbare plekken zou OpenStreetMap (OSM) kunnen zijn. Maar misschien zijn daarvoor de geveegde ijsvlakten té dynamisch: de wel in OSM opgenomen fiets- en wandelroutes zijn stukken bestendiger. Grappig: in OSM zit wel een objecttype skating, maar in het Nederlands als skaten (inline, op wieltjes) geïnterpreteerd te worden.

En tenslotte de te verwachten drukte. De op mobiele telefoons gebaseerde live verkeersinformatie van TomTom gaf bijzondere beelden, met files bij Loosdracht, Giethoorn, Ankeveen en Broek in Waterland. Mooi om daar een data-analyse op los te laten: gaan Amsterdammers om te schaatsen Noord-Holland in, of zakken ze af naar Vinkeveen of Loosdrecht? En doen ze dat pas om twaalf uur, bijkomend van een avondje stappen, terwijl de autochtone Broek-in-Waterlanders en Ankeveners al bij de eerste zonnestralen om half acht het maagdelijke ijs betreden? Dat lijkt me een mooi onderwerp voor de ultieme aflevering van Nederland van Boven: nederlanders op het ijs.

Google Earth als bewijsmateriaal

Interessante rechtspraak: de rechtbank in 's Gravenhage vindt dat het gebruik van de luchtfoto's in Google Earth als bewijsmateriaal is toegestaan. Met als argument dat dit beeldmateriaal voor iedereen toegankelijk is en derhalvre niet als een bijzonder technisch middel kan worden aangemerkt.

Wat nog voor het toestaan van dit gebruikt pleit is het feit dat dit soort bewijsmateriaal niet continue wordt verzameld: luchtfoto's worden normaal gesproken maar 1 of 2 keer per jaar gevlogen

Deze uitspraak betekent dat het publiceren van hoge resolutie luchtfoto's (of cycloramas) door een gemeente op de eigen (of andermans) website er toe leidt dat dit materiaal als bewijsmateriaal mag worden gebruikt.
Uw plaatselijke hoofdcommisaris zegt: "kom maar snel op met die gemeentelijke GIS viewer voor internet!"