dinsdag 21 februari 2012

De creatieve geoklasse

De economie zit in het slop, en op veel plaatsen wordt de creatieve klasse als een belangrijke motor gezien die de boel weer aan de gang kan krijgen. Is de geosector onderdeel van die creatieve klasse? Of is slechts een deel van de geosector dat?

In 2002 verscheen het befaamde boek "the rise of the creative class" van Richard Florida. Daarin hanteert de Amerikaanse socioloog twee definities van de creatieve klasse: een brede met "scientists, engineers, artists, cultural creatives, managers, professionals and engineers". In de smallere definitie worden de de engineers niet tot de creative class gerekend.
Florida's kernpunt is dat de creative sector vooral te vinden is in een stedelijk, open minded milieu. Hij onderscheid een creative core, die zich bezighoudt met "problem finding" en creative professionals die zich bezighouden met problem solving: de creatieve uitvoerders van ideeën van de creative core.

In de vorig jaar door GeoBusiness uitgegeven marktmonitor Geo sector in kaart 2009/2010 lees ik de volgende cijfers over de verdeling van de geosector naar activiteiten:

Geobedrijfsleven (obv Heliview research, 2008/2009):
- inmeten, inwinnen, opslaan (31% van de omzet)
- adviseren, onderzoeken, opleiden, communiceren (27%)
- verwerken, analyseren, modelleren, beheren (24%)
- presenteren, visualiseren, verrijken, distribueren (18%)
Voor de overheid een andere indeling (Research voor beleid, 2009/2010):
- inwinnen in terrein (31%, onbekend in welke eenheid...)
- verzamelen, bewerken, beheren (48%)
- ontwerp systemen (13%, maar bij provincies maar liefst 30%)
- management (8%)

Dat is wat we zelf als sector bij elkaar laten cijferen. De twee indelingen getuigen weliswaar van grote creativiteit in hun onvergelijkbaarheid, maar je haalt er nog niet veel uit over hoeveel procent van de ICT-sector creatief bezig is. Communiceren, presenteren, visualiseren door het bedrijfsleven lijken mij creatieve bezigheden (en wat moet ik van dat "verrijken" denken?), ontwerp van systemen (door overheden, doet het bedrijfsleven dat niet?) klinkt ook creatief.

Interessant is het om te zien hoe onder meer TNO (2010) en het CBS (2011) tegen de creatieve sector aankijken, en of zij vinden dat onze sector er toe behoort. Daarbij wreekt het zich dat landmeten én cartografie (met een "c") in de CBS standaard beroepenclassificatie (SBC) 1992 onder (weg- en water-)bouwkundige beroepen zijn geschaard. (dat is in de SBC 2010 trouwens nog steeds zo, alleen is de klassenaam inmiddels uitgebreid tot "beroepen in weg- en waterbouw en landmeetkunde"). Die weg- en waterbouwkunde wordt niet tot de creatieve sector gerekend door CBS en TNO, en de geo-beroepen dus ook niet.
Vallen kennisintensieve diensten (oa softwareontwikkeling en adviesbureaus IT) onder de kerndefinitie van creatieve industie? Wel volgens het EIM, maar niet volgens TNO, EZ/OCW en CBS. Wel volgens mij, zeker de softwareontwikkeling!

Zo wordt kartografie in ieder geval tekort gedaan: da's zo ongeveer de enige tak van sport waarvan de naam op "grafie" eindigt die door deze classificatie buiten de crea-boot valt. En ook bij de ontwerpers van (geo-)websites en geosoftware zit soms wel degelijk webdesign creativiteit (al zou het nog wel een onsje meer mogen zijn, maar het neemt toe!). Horen kartografen, (geo-)webdesigners en geo-software ontwikkelaars dan wel tot de creatieve klasse maar misschien niet tot de geosector en moeten deze creatieven hun heil niet zoeken bij IIP/Geo maar bij IIP/Creative? Of moet de geosector juist dit creatieve smaldeel van de sector tactisch inzetten: "wij van geo hebben creatieven in huis: dus de gehele sector behoort tot de creatieve klasse. En dus zijn wij aanjager van de economie".

Vol verwachting kijk ik alvast uit naar april 2012, wanneer de nieuwe geomarktmonitor van SAGeo en GeoBusiness Nederland uitkomt. Ik ben benieuwd hoe creatief onze sector daar wordt ingeschat.

En ondertusen merkte ik dat bij de VPRO-thema-avond over "Nederland van Boven" in het hoofdstedelijke cultuurcentrum De Zwijger de geosector wel degelijk vertegenwoordigd was. Vooral met kartografen, geo-webdesigners en open source ontwikkelaars!

zondag 19 februari 2012

Schaatskoorts

Nu de schaatsen weer ingevet in de kast liggen een goed moment om terug te kijken op de combinatie van schaatskoorts en geo-informatie. Als natuurijsliefhebber ben ik a) geïnteresseerd in de dikte van het ijs, b) in fijn geveegde sloten, vaarten en riviertjes en c) in de mate waarin mede-schaatsers op weg zijn naar het stuk ijs dat ik zelf voor ogen heb.

Voor het eerste heeft Grontmij (ijs)baanbrekend werk verricht door een werknemer bij het zwakste punt van het Elfstedenijs (bij Balk) door middel van een speciale radar de ijsdikte te laten meten.

Een overzicht van beschaatsbare plekken wordt al een aantal jaar crowdsourcenderwijs op de schaatskaart van Erik Ekkel weergegeven. Dit jaar voor het eerst op het Crowdmap platform, waarachter de Open Source techniek van Ushahidi schuil gaat. Wellicht bij sommigen bekend van natuurrampen en politieke omwentelingen.
De schaatskaart weet echter in korte tijd zoveel bezoekers te trekken dat Erik Ekkel zich genoodzaakt zag terug te vallen op het aloude Google platform. Jammer, want dat biedt minder functionaliteit.
Zo lijkt de schaatskaart mij een een prima testcase voor een landelijke of regionale rampensite: hoeveel bandbreedte en servercapaciteit is er nodig om zo'n pieksite in de lucht te houden, en hoe kun je in noodgevallen de vorm en inhoud simplificeren zodat weliswaar minder informatie wordt overgedragen, maar nog wel de gehele doelgroep wordt bereikt. Volgende winter het IcaWeb openstellen voor de schaatskaart?

Een andere optie voor het verzamelen van beschaatstbare plekken zou OpenStreetMap (OSM) kunnen zijn. Maar misschien zijn daarvoor de geveegde ijsvlakten té dynamisch: de wel in OSM opgenomen fiets- en wandelroutes zijn stukken bestendiger. Grappig: in OSM zit wel een objecttype skating, maar in het Nederlands als skaten (inline, op wieltjes) geïnterpreteerd te worden.

En tenslotte de te verwachten drukte. De op mobiele telefoons gebaseerde live verkeersinformatie van TomTom gaf bijzondere beelden, met files bij Loosdracht, Giethoorn, Ankeveen en Broek in Waterland. Mooi om daar een data-analyse op los te laten: gaan Amsterdammers om te schaatsen Noord-Holland in, of zakken ze af naar Vinkeveen of Loosdrecht? En doen ze dat pas om twaalf uur, bijkomend van een avondje stappen, terwijl de autochtone Broek-in-Waterlanders en Ankeveners al bij de eerste zonnestralen om half acht het maagdelijke ijs betreden? Dat lijkt me een mooi onderwerp voor de ultieme aflevering van Nederland van Boven: nederlanders op het ijs.

Google Earth als bewijsmateriaal

Interessante rechtspraak: de rechtbank in 's Gravenhage vindt dat het gebruik van de luchtfoto's in Google Earth als bewijsmateriaal is toegestaan. Met als argument dat dit beeldmateriaal voor iedereen toegankelijk is en derhalvre niet als een bijzonder technisch middel kan worden aangemerkt.

Wat nog voor het toestaan van dit gebruikt pleit is het feit dat dit soort bewijsmateriaal niet continue wordt verzameld: luchtfoto's worden normaal gesproken maar 1 of 2 keer per jaar gevlogen

Deze uitspraak betekent dat het publiceren van hoge resolutie luchtfoto's (of cycloramas) door een gemeente op de eigen (of andermans) website er toe leidt dat dit materiaal als bewijsmateriaal mag worden gebruikt.
Uw plaatselijke hoofdcommisaris zegt: "kom maar snel op met die gemeentelijke GIS viewer voor internet!"