zaterdag 23 augustus 2014

Webcartografie zonder franje: "Mapping decline"

Vorig jaar beleefden we de opkomst van de term "story telling maps". Afgelopen week kwam ik daarvan een mooi "real-life" voorbeeld tegen.
Naar aanleiding van de rellen in de Amerikaanse suburb Ferguson, voorstad van St-Louis verscheen in NRC Next een artikel over de achtergrond van de rellen. Daarbij werd verwezen naar het boek "Mapping decline" van Colin Gordon, waarin aan de hand van ruim 70 kaarten de teloorgang van St. Louis wordt beschreven. White flight, verdeling van werk en inkomen, stadsvernieuwing, het komt allemaal aan bod.Het boek zelf heb ik in bestelling, dus de recensie houdt u nog tegoed.
Maar de bijbehorende website is het bezichtigen ook waard. van een viertal thema's wordt in heldere kaarten de toestand in beeld gebracht.  Met behulp van een time-slider kan van 1940 tot nu per decennium de ontwikkeling worden bekeken. Per thema wordt in 1 of 2 alinea's duiding gegeven bij wat je ziet. Desgewenst kunnen grenzen en wegen als kaartlagen aan en uit worden gezet, en er kunnen -locatiegebonden- achtergronddocumenten worden opgevraagd.

Ik houd hier erg van: de boodschap staat centraal, de techniek is daaraan ondergeschikt. De kaarten zijn dynamisch (want met factor tijd) én interactief (je kunt lagen aan of uit zetten) maar verzuipen niet in goedbedoelde maar overbodige geo-ict trucs. Er komt dan ook geen ArcGIS Online, OpenLayers of Leaflet aan de presentatie te pas: gewoon één png per kaartbeeld, die met wat javascript aan en uit worden gezet. Inzoomen of uitzoomen kan niet, maar is ook niet nodig, nee, zelfs niet wenselijk.
Less is more, no frills of in der Beschränkung zeigt sich erst der Meister zijn termen die hier van toepassing zijn. Cartografie zonder franje, zou ik het in het Nederlands noemen. Ik lust hier wel meer van!


zondag 3 augustus 2014

ArcGIS Pro: we're introducing three revolutionary products?

"Today, we're introducing three revolutionary products. The first one is a widescreen iPod with touch controls. The second is a revolutionary mobile phone. And the third is a breakthrough Internet communications device. So, three things: a widescreen iPod with touch controls, a revolutionary mobile phone, and a breakthrough Internet communications device. An iPod, a phone, and an Internet communicator. An iPod, a phone...are you getting it? These are not three separate devices. This is one device. And we are calling it iPhone. Today, Apple is going to reinvent the phone."

Met die woorden introduceerde Steve Jobs de iPhone op de MacWorld in 2007. Het zou leuk zijn geweest als esri's CEO Jack Dangermond op soortgelijke wijze ArcGIS Pro had aangekondigd op de Esri User Conference. "Today; we're introducing three revolutionary products. The first one is a application to easily create beautiful maps with multiple views and layouts. The second is a revolutionary way to view and design landscapes in 2D en 3D. And the third is a breakthrough way to share and collaborate on your geospatial information with others, accross the internet.". Zoiets. Want het wordt door Esri wel als de optelsom van de functionaliteiten van de drie bestaande desktopproducten ArcMap, ArcScene en ArcGlobe gepositioneerd.

In plaats daarvan was op de UC 2013 al een uitgebreide preview gegeven door opper-developer Jim McKinney gegeven. En ook nu ligt ArcGIS Pro nog niet in de "winkels", als het dit jaar onder de kerstboom ligt mag je je handjes al dichtknijpen, dus de GisTech 2015 is waarschijnlijk het eerste Nederlandse event waar dit flagship product in definitieve vorm te aanschouwen is.

Afgaande op wat ik er op de door Esri-Nederland en de ArcGIS gebruikersgroep AGGN prima georganiseerde en informatieve "Hot News from San Diego" terugblik op de User Conference over hoorde is ArcGIS Pro ook niet zo revolutionary. Zo zit die ribbon interface zit al jaren in Esri's ArcGIS Explorer en is dit jaar al in de concurrenten Geomedia en Mapinfo geïntroduceerd. 64 bit? Eerder finally dan revolutionary. De multiple views en layouts roepen herinneringen op aan eind vorige eeuw toen we dat met ArcView 3.x al hadden. Eigenlijk is alleen de 3D integratie echt vernieuwend.

Als we de Esri-timeline bekijken zien we ieder 10-15 jaar zo'n breekpunt. ArcGIS als opvolger van goold-old ArcInfo Workstation voor al uw analysewerk. Al lag er tussen de introductie van ArcGIS 8.0 eind 1999 en de echte doorbraak er van (met versie 9,  met het volledige geoprocessing framework) bijna 5 jaar. Ook voor mapping doeleinden had ArcGIS een paar jaar nodig om ArcView 3.3 (die met die multiple lay-outs) van de troon te stoten. laat ArcGIS Pro dus ook nog maar een paar jaar rijpen.

Allemaal uiteindelijk wel erg ingrijpende overgangen, met kenmerkte interfaces (de commandline van Workstation, de op Neuron Data gebaseerde interface van 3.x), met eigen programmeeromgevingen (spreekt u nog AML of Avenue?. Doet u aan extensies of juist aan add-ins?). Eigenlijk zo ingrijpend dat de overgang qua impact niet of nauwelijks onderdoet voor een competitive upgrade; van ArcGIS naar QGis, bijvoorbeeld.

Ook bij iedere major step een overgang naar een ander preferred data formaat: de coverage in workstation, werd de shapefile in 3.x, werd de file geodatabase in ArcGIS. Ik heb nog niet gehoord wat ArcGIS Pro als native file-format gaat hanteren. Geopackage wellicht? Dát zou het alsnog een revolutionary product maken

OSPM - het Open Source Participation Model

Een interessant artikel in de GIS magazine waarmee we de zomer doorkomen. Onder de titel "hoe te kiezen" beschrijven Luuk Schaminee en Harco de Jager (beiden werkzaam bij Ordina) over het traject waarmee de provincie Noord-Holland een gefundeerde keuze wil maken tussen diverse open source compenenten om daarmee een deel van de provinciale geo-infrastructuur mee in te richten.

Een vraag waar veel organisaties mee zitten: is Mapserver nu een betere (of scherper gesteld: voor mijn organisatie geschikter) mapping server dan GeoServer of Deegree, is Mapcache te verkiezen boven MapProxy of GeoWebCache voor mijn tile-caches.
(Nu hoor al wat mensen zeggen: het gaat niet om "of-of", maar je haalt er het meeste uit met "en-en", maar ik kan me wens wel voorstellen om het provinciale geo-applicatielandschap niet net zo gevarieerd te maken als het Noord-Hollandse landschap zélf).

In het artikel wordt beschreven hoe met het Open Source Maturity Model (OSMM) de volwassenheid van de diverse communities die de open source producten ontwikkelen wordt gemeten, en -het lijkt mesje 2 van Gilette wel- met het Open Product Selection Process (OPSP) in de hand de geschiktheid -getoetst aan je eigen gebruikerswensen- kan worden gescoord. (Details over de 2 modellen vind je op de site van Ordina).

Een interessante benadering. Toch mis ik er een belangrijk aspect aan.
De diverse open source producten (of moet ik zeggen: de producten van de diverse communities) worden naar mijn idee met OPSP vooral benaderd als producten met een afgebakende fucntionaliteit, waarbij OSMM als garantie moet dienen voor het levensvatbaarheid van de community voor onderhoud en support.
Wat ik mis is een score die aangeeft hoe groot de kans is dat ik mijn functionele wensen en/of eisen -als die nog niet in een product aanwezig zijn- in een nabije release kan verwelkomen. Daarbij ga ik er gemakshalve van uit dat je vooral mee wilt werken aan de verdere ontwikkeling van het product zélf, en minder gericht bent op het starten van een eigen afsplitsing ("fork") van de software. Is de "wishlist" enigszins in overeenstemming met mijn eigen wensen, en kan ik de verwezenlijking er van positief beïnvloeden door mensen uit mijn eigen organisatie, of ingehuurd door mijn organisatie- in de community in te zetten? Eigenlijk de afweging: wat is mijn return-on-investment in een open source community?

Zo hoeft zelfs een must-have functionaliteit bij een open source product niet persé tot een knock-out bij pakketselectie te leiden. Als het zelf (laten) toevoegen van die functionaliteit eenvoudig mogelijk is (en dat bij voorkeur in de volgende standaard release mee komt) kan een product toch hoog scoren.
Misschien wel het beste voorbeeld hiervan is het een paar jaar terug in opdracht van de Ordnance Survey door Boundless laten uitbreiden van Geoserver zodat Geoserver volledig ana de Inspire eisen voldoet. De Ordnance Survey blij, omdat zo zo bij het hun vertrouwde Geoserver konden blijven én aan de Inspire eisen voldoen, u en ik blij omdat we de webservice van de Ordnance Survey soepel kunnen gebruiken, en alle andere Geoserver gebruikende partijen die ook Inspire verplichtingen hebben (zoals de provincie Noord-Holland) blij omdat zij op deze ontwikkeling kunnen meeliften.

Misschien dat daarvoor naast het OSMM  en het OPSP nog een derde model kan worden ingevoerd Ik zou dat het Open Source Participation Model (OSPM) willen dopen, dat beschrijft in hoeverre een organisatie in staat is de mogelijkheden van open source volledig uit te nutten.