maandag 21 juli 2014

De onzekere toekomst van de Omgevingswet

In de zomereditie van het vakblad Geo-info (nr. 2014-4) die ik dit weekend doorbladerde las ik een column van Willemijn Simon van Leeuwen. De Geofort directeur beschrijft in die column de tegenover minister Bussemaker geuitte wens om aanpassingen van het bestemmingsplan en vergunningsverlening meer "principle based" dan "rule based" (zeg maar: meer naar de geest van de wet dan naar de letter van de wet) te laten verlopen. Dit met in het achterhoofd gepietlut over de mogelijke ecologische waarde van het Geofort, en de geconstateerde kans op archeologische vondsten in deze huiskamer van de Nederlandse geo-sector.

Ik hoop dat Minister Bussemaker het hier nog even met haar collega Schultz van Haegen over heeft gehad. Die laatste heeft immers net Omgevingswet, de integrale wet voor het ruimtelijke domein, die onder meer de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) gaat vervangen, naar het parlement gestuurd. De WRO, u weet wel, die wet waaruit de digitale ruimtelijke plannen voortvloeien. Plannen met lekker scherpe, eenduidige grenzen, waarmee de afdeling vergunningen gemakkelijk kan toetsen of een geplande dakkapel (of aanleg van een Geofort) is toegestaan of niet.
Toelatingsplanologie, heet dat in vaktermen. Met de ontwikkelingsplanologie (de overheid als gebiedsontwikkelaar) als tussenstap zijn we inmiddels bij de uitnodigingsplanologie terecht gekomen. de overheid als verleider voor ruimteljke ontwikkelingen, met slechts streefbeelden en ruwe richtingen als leidraad, in plaats van die in beton gegoten bestemmingen. Goed nieuws voor Willemijn, lijkt me. Een liberale ruimtelijke ordening, in plaats van de -van oudsher vaak sociaal democratische- zwart-witte grenzen.

So far, so good. En de geosector is er maar al te zeer van doordrongen dat zij de Omgevingswet wat te bieden heeft (of lelijker gezegd: dat er wat valt mee te eten uit de ruif die Omgevingswet heet). Met het programma GOAL moet de virtuele Laan van de Leefomgeving worden voorgegeven, waaraan informatiehuizen voor diverse domeinen staan. Met basisregistraties en PDOK als bron en leverantiekanaal komt dat vast wel goed.
Maar hoe vertaal je uitnodigingsplanologie naar een GIS? Het uitnodigen zelf is al niet gemakkelijk, want dan moet je een wensbeeld in kaart brengen: dát trekt je niet zomaar uit wat basisregistraties.
Nog complexer wordt het geo-ondersteund toetsen. Met die zwart-witte WRO grenzen was dat gemakkelijk; ja of nee, 't mag of het mag niet, desnoods met 6 cijfers achter de komma van X, Y en Z. Kaasje voor de immer naar hoge nauwkeurigheid en exactheid strevende geo-sector.
Maar nu? Geen kwantitatieve benadering, maar een kwalitatieve. Geen beton maar rubber. Geen zwart-wit, maar de kleur van je hart.

Een moeilijk, maar voor de geosector erg interessant en relevant puzzeltje. Wellicht kan het RGI onderzoek uit 2008 naar Omgaan met onzekere planobjecten een inspiratiebron zijn. De insteek in dat onderzoek was weliswaar omgekeerd, want daar was de vraag hoe kan ik met om allerlei redenen onscherpe grenzen toch toelatingsplanologie uitvoeren? Maar als je dat rapport 90 graden kantelt komt je wellicht al een eind in de goede richting.

 
Denk niet zwart-wit!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten